„twee poorten”. 1. Joz. 15 : 33; 1 Sam. 17 : 52.
Nadat David Goliath verslagen had in het Eikendal of Dal der Terebinten vluchtten de Filistijnen en de geslagen vijanden lagen op de weg van S., en tot aan Gath en tot aan Ekron. Nu kan men onderstellen, dat er een plaats was in het rechtsgebied van Askelon, die Saᶜaré-Asqelon heette en later S., een naam die beantwoordt aan Tarᶜin „de poorten”, welke de Tosefta noemt in het rechtsgebied van Askelon. (Tosefta is een naam voor overgeleverde Joodse bepalingen en mededelingen, die Rabbi Juda niet belangrijk genoeg vond om in de Misjna op te nemen.)2. 1 Kron. 4 : 31, Joz. 19 : 6 Saruhen, een naam, die ook in de Egyptische lijsten voorkomt. Het is een plaats in Simeon, en dus Z.lijk gelegen. Door Albright en Alt is daarvoor aangewezen Tell el Fara, (dat evenwel door Flinders Petrie voor Beth-Pelet wordt aangezien).
