Een hoer te Jericho, in wier huis de twee verspieders, door Jozua uitgezonden, kwamen. Zij verborg hen op het dak en hielp hen ontvluchten, doch vroeg tot beloning voor haar hulp, dat zij en haar familie gespaard mochten worden.
Dit werd haar door de verspieders beloofd, op voorwaarde, dat zij een koord van scharlakendraad aan het venster van haar huis, dat op de stadsmuur lag, zou binden; zie Joz. 2. Inderdaad werden R. en haar familie bij de verovering van Jericho gespaard door Jozua, Joz. 6 : 22—25. R. wordt in het N.T. genoemd als gelovige, zie Hebr. 11 : 31, Jac. 2 : 25. Zij was een der voorouders van Jezus, Matt. 1 : 5.