„breuk, scheur, doorbraak”, een zoon van Juda en Tamar en de tweelingbroeder van Zera. P. was een voorvader van David.
Zie Gen. 38 : 27—30; Num. 26 : 20, 21; Ruth 4 : 18—22; 1 Kron. 2 : 5—15; Matt. 1 : 3.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: