Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

OFIR

betekenis & definitie

het land, vanwaar de schepen van Salomo goud haalden. Deze schepen gingen uit Ezeon Geber aan de Aelanietische Golf, 1 Kon. 9 : 28, en vandaar naar O.

Fijn goud van O. werd zeer hoog geschat, Jes. 13 : 12; het fijnste goud van O. was ’t rijkste sieraad, Ps. 45 : 10. Op grond van Gen. 10 : 29, waar O. genoemd wordt als „zoon” van Joktan en „broeder” van Havila, moeten wij aan Arabië denken. Men heeft daarbij dan de keus tussen ZW.-Arabië, het gelukkig Arabië (eventueel met het gebied van Afrika aan de overzijde), en ZO.-Arabië. De Arabist E. Glaser ziet de haven van O. in de baai tussen het schiereiland Karar en het voorgebergte Ras Musandum, waar een haven Ommana was, die door de Periplus Maris Erythraei (80—90 n. C.) als exporthaven van goud genoemd wordt. Hiermee is in overeenstemming wat Prof. v. Gelderen schreef: „De naam, die het Elamietische volk zichzelf gaf, Hapir of Apir, luidt in de Kanaänese uitspraak O. Er bestaat grond voor het vermoeden, dat de Elamieten ongeveer 3 eeuwen voor de troonsbestijging van Salomo een kolonie hebben gesticht op de kust van Arabië, in de streek, die thans nog Oman heet, en die wellicht naar de hoofdgod van Elam is genoemd. Vermoedelijk was ten tijde van Salomo deze Elamietische kolonie al lang opgenomen in het Joktanietische stamverband, zodat O. tot de zonen van Joktan kon worden gerekend.”

< >