(Gypsaëtus barbatus). Deze majestueuze vogel met een vlucht van 2,5 m is ook thans nog een prachtige maar zeldzame verschijning als bewoner van de rotsige gebergten rondom de Dode Zee en de Sinaï.
Het schijnt, dat hun aantal weer aan het stijgen is.De vleugels en de bovenzijde van het lichaam zijn donker; poten, buikzijde, hals en kop veel lichter; onder de snavel zit een „baardje” (vandaar ook de naam Baardgier). Het voedsel van de l. is levende prooi en aas met een merkwaardige voorliefde voor schildpadden. Deze voert hij mee omhoog en laat ze dan op de rotsen te pletter vallen. Deze methode past hij ook toe op andere levende dieren, die hij vangt. Lev. 11 : 13 en Deut. 14 : 12 staat pĕrĕs (St.Vert. „havik”). Etymologisch betekent dit: „hij, die de beenderen breekt”. In verband met de bovenomschreven gewoonte dient pĕrĕs door l. vertaald te worden. Zie ook Gier.