Kruisigen was een wrede straf, die de Romeinen van de Karthagers of Puniërs hadden overgenomen en die slechts op slaven mocht worden toegepast. Men bond of nagelde handen en voeten aan een k.
De veroordeelden werden eerst gegeseld, dan gedwongen het k. naar de strafplaats te dragen. In vele gevallen zal dit alleen een dwarsbalk geweest zijn en stond de paal vast op de strafplaats, de dwarsbalk werd daaraan opgehesen. Het kruislijden kon, vooral, wanneer de gemartelde slechts vastgebonden was, enige dagen duren. Er ontstond vreselijke dorst, het neerhangend hoofd leed aan ondragelijke hoofdpijn. Hevige koorts en angst kwelden de gehangenen. De gehele constitutie werd aangetast. Soms werd aan het lijden een einde gemaakt door het breken der beenderen.Er zijn 3 soorten van k., het gewone of Latijnse, het Andreas k., in de vorm van een X en het k. in T-vorm.
Naar het schrikkelijk lijden van de kruiseling, wordt k. figuurlijk gebruikt voor zwaar lijden. En dan nog meer van het dragen van het k., dan het hangen aan het k.
Voor Jezus wijst het gekruisigd worden op het dragen van de vloek. Niet alleen omdat de kruisdood de meest verachte straf was, waarvoor menigeen te goed werd geacht, maar ook omdat de kruiseling hangend tussen hemel en aarde als het ware geen plaats om te leven werd waard geacht. Daar komt bij, dat het O.T. weliswaar het kruisigen niet kende, doch wel het hangen van het lijk van een misdadiger aan een hout om daarmee vervloeking en verachting aan te duiden, Deut. 21 : 22.