Houtskool was, evenals thans, in de Oudheid een brandstof voor verwarming, Spr. 26 : 21. Volgens Jes. 54 : 16; 44 : 12 is het kolenvuur iets, dat bij de smid voorkomt.
In de koude van de 9e maand (d. i. December) vond de koning het aangenaam bij het kolenvuur, Jer. 36 : 22. Ook in het voorhof van hetHogepriesterlijke paleis brandde het kolenvuur in een Aprilnacht Joh. 18 : 18; Marc. 14 : 54. Op de Grote Verzoendag nam de Hogepriester een wierookvat vol vurige k. van het altaar en bracht het binnen de voorhang, Lev. 16 : 12, 13. Het reukwerk voor het reukoffer moest worden aangestoken met een kolenvuur van het brandofferaltaar, Lev. 10 : 1; Num. 16 : 46.