Het lichaam werd bedekt met een onderkleed, in de vorm van een hemd, dat tot aan de knieën reikte; zó ziet men op Assyrische afbeeldingen gevangen Israëlieten. Dit onderkleed werd door een gordel saamgebonden, die tegelijkertijd voor allerlei andere dingen dienst deed b.v. het dragen van een zwaard, Richt. 3 : 16; 1 Sam. 25 : 13, het bewaren van geld, Matt. 10 : 9, of het dragen van een inktkoker, Ez. 9 : 2.
Dat onderkleed was van wol of linnen, Lev. 13 : 47; in later tijd droegen voorname personen fijn linnen, Ez. 16 : 13. De gordel was van linnen, Jer. 13 : 1, of van leer, 2 Kon. 1 : 8; soms met kostbaarheden versierd, Dan. 10 : 5. Over het onderkleed droeg men een opperkleed, Deut. 22 : 12. ’s Nachts wikkelden de armen en de herders er zich in. Deut. 24 : 13; Jer. 43 : 12 en allerlei voorwerpen werden er in geborgen en getransporteerd, Ex. 12 : 34; 1 Sam. 21 : 10; 2 Kon. 4 : 39; Hag. 2 : 12. Bij het werken werd het afgelegd, Matt. 24 : 18; Hand. 7 : 58. Aan de zomen van dit gewaad waren schouwdraden, Num. 15 : 38; deze heten in de St.Vert. van het N.T. de zoom des kleeds, Luc. 8 : 44.Op het hoofd droeg men wel een vierkante doek, die tot een driehoek gevouwen werd en met een snoer om het hoofd werd vastgehouden.
De kleding van de vrouwen bestond uit een lang onderkleed en een hoofddoek of sluier, Gen. 24 : 65; 38 : 14. 19; Jes. 3 : 19. Gelijk de mannen droegen de vrouwen een wijd bovenkleed over het ondergewaad, Jes. 3 : 22.