Joh. 18 : 1, Kidron, 2 Sam. 15 : 23, de zwarte beek, waarschijnlijk zo genoemd wegens de donkere kleur van het vuile afvalwater; thans Wadi Sitti Marjam genoemd. Het was een beek tussen Jeruzalem en de Olijfberg, die evenwel alleen in de winter water had en nu droog is.
De beek K. gold als grens van het stadsgebied van Jeruzalem; als Simei over de beek zou gaan, was hij des doods schuldig omdat hij de stad niet verlaten mocht, 1 Kon. 2 : 37; dus wordt de K. genoemd als grens, Jer. 31 : 40. Door enkele koningen is de beek K. gebruikt om aldaar afgodenbeelden te verbranden, gelijk Asa deed, 1 Kon. 15 : 13, en Hizkia, 2 Kron. 29 : 16, en Josia, 2 Kon. 23 : 4. Dat het daar geschiedde was omdat dit K.dal een onaanzienlijk terrein was, dat diende als een soort massakerkhof voor de armen („de graven van de kinderen des volks”, 2 Kon. 23 : 9). Door dit dal ging David toen hij vluchtte voor Absalom, 2 Sam. 15 : 23, en ging de Heiland in de nacht, in welke Hij verraden werd, Joh. 18 : 1.Het dal K. verenigt zich met het Hinnomdal en heet daarna Wadi en Nar (vuurdal); het water van de winterbeek loopt door dit dal langs het oude beroemde klooster Mar Saba naar de Dode Zee.