1. Gebergte op de grens van Aser, Joz. 19 : 26, dat nadert tot aan de Middell.
Zee; wanneer de mannen van Juda in de dagen van Jeremia uitroepen: Farao is maar een gedruis, dan luidt het profetische antwoord: Hij zal voorzeker aankomen als K. aan de zee, Jer. 46 : 18. Zo zag de profeet de K. als een beeld van zekerheid. Maar ook de schoonheid is symbolisch. De K. ontvangt meer regen; daardoor was in de Oudheid het gebergte een K., een boomgaard. Het sieraad van K. gold daarom als beeld van de schoonheid van de bruid, Hoogl. 7 : 5, zelfs als een afspiegeling van de heerlijkheid van de heerschappij van de Messias, Jes. 35 : 2. En het is een beeld van droefheid, als gezegd wordt dat de K. kweelt (= kwijnt), Nah. 1 : 4; Jes. 33 : 9, en dat de hoogte van K. zal verdorren, Am. 1 : 2. De K. is vooral bekend door het Godsoordeel tussen Elia en de Baälspriesters. De plek, waar de offerande geschiedde, was op het ZO.lijk uiteinde van de K. Het is El Moechraqa („verbrandingsplaats”), 514 m hoog. Die plek lag aan de O.zijde, omdat Elia, die te voet ging voor Achab uit, Jizreël nog bereikt, 1 Kon. 18 : 46. De Kison, waar de Baälspriesters geslacht werden, moest nabij wezen, 1 Kon. 18 : 40. De helling biedt hier genoeg ruimte, om een talrijke schare plaats te geven, vs 19 en 20. Volgens 1 Kon. 18 : 30 moet er reeds te voren een altaar hebben gestaan, (want hij heelde het altaar des Heren, dat verbroken was); zulke altaren werden op in het oog vallende hoogten gebouwd, en nu is er op de ganse K. geen punt, dat meer de aandacht trekt dan de naar het O. plotseling afgebroken hoogte van El Moechraqa. Bovendien moet er een hoogte dichtbij geweest zijn; waar men de zee ziet, want Elia gebood de jongen 7 maal: „Ga nu op en zie uit naar de zee,” 1 Kon. 18 : 43. Al die gebeurtenissen hadden plaats in een kort tijdsverloop; de offerande van Elia was na 3 uur ’s middags (1 Kon. 18 : 29, totdat men het spijsoffer offeren zou). Die jongen moet dus in een kort tijdsverloop 7 maal op de top geweest zijn, waar het uitzicht naar de zee is. En inderdaad is bij El Moechraqa in weinige minuten een hoogte te beklimmen, vanwaar men duidelijk de zee ziet. Het water, dat Elia behoefde, 1 Kon. 18 : 39, om het altaar nat te maken kon wellicht geschept worden uit een altijd vloeiende bron Bir el Moechraqa. De herinnering aan Elia leeft nog voort in de naam Dsjebel mar Elias — berg van de heer Elia.2. Joz. 15 : 55, een stad, waar Nabal zijn bedrijf had, 1 Sam. 25 : 1, waar Saul een gedenkteken oprichtte na de slag tegen Amalek, 1 Sam. 15 : 12; thans El-Kurmul.
