„Jahwe is genadig”.
1. De zoon van Karéah, die na de moord op Gedalja Ismaël versloeg en de gehele rest van het volk, niettegenstaande Jeremia het namens de Here afgeraden had, meenam naar Egypte. Zie Gedalja, Ismaël 2, Jeremia.
2. Een kleinzoon van Eljasib en hogepriester, Neh. 12 : 22, 23. Vs 11 staat als opvolger van Jojada niet J., maar Jonathan. Dit zal wel een schrijffout zijn. Josephus deelt mede, dat J. zijn broeder Jezus had vermoord onder de regering van de Perzische koning Artaxerxes Mnemon 405—362 v. C. Uit de te Elefantine gevonden papyri blijkt, dat J. hogepriester was in 408 v. C. tijdens de regering van de Perzische koning Darius II. De Ezra 10 : 6 genoemde J., de zoon van Eljasib, zal wel een andere J. geweest zijn dan de Neh. 12 genoemde. Ook zal Eljasib de vader van deze J. wel niet hogepriester geweest zijn. Ezra 10 : 6 ziet op een vroegere tijd dan Neh. 12 : 22, 23.