Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

JACHT

betekenis & definitie

In de Bijbel vinden wij niet veel rechtstreekse mededelingen over de j. Nimrod wordt een geweldig jager genoemd voor het aangezicht des Heren, Gen. 10 : 9.

Esau was een man, ervaren in de j., Gen. 25 : 27. Doch men treft in de Bijbel veel minder jagers aan dan in de inscripties der Assyrische koningen, die het j.vermaak druk beoefenden en van wie ons afbeeldingen van j.partijen zijn bewaard. Toch is de j. ook in Israël beoefend. Dat blijkt uit de bepalingen in de Mozaïsche wetten, die op de behandeling van het op de j. gedode dier betrekking hebben, b.v. Lev. 17 : 13; Deut. 12 : 15, 16, 22. Dat de j. een bekende bezigheid was, blijkt uit de beelden, aan het j.leven ontleend, die door de Bijbel gebruikt worden. Men jaagde uit noodweer (Ex 23 : 29), maar toch ook, om wildbraad, vooral voor de tafel der koningen, te verkrijgen. Veel dieren, die men slechts door de j. kon bemachtigen, waren, volgens de ceremoniële wet, rein. Bij de j. maakte men gebruik van de gewone wapens: pijl en boog, speer, werpspies, zwaard, slinger, knots, strikken, valkuilen, netten. Zie Job 18 : 10, Jes. 7 : 24, Jer. 5 : 26, 27, Jer. 16 : 16; Ez. 19 : 4, 8; Am. 3 : 5; 4 : 2.

< >