Uit de afbeeldingen der Assyriërs van de belegering van een stad (b.v. Lachis) ziet men, hoe de brandfakkels een wapen vormden, welke men wierp naar de vijand; deze f. zijn gevlochten bundels in de vorm van een kegel.
Zulk soort f. zal Simson wel aan de staarten der jakhalzen of vossen hebben gebonden, Richt. 15 : 4, 5; aan zulke f. kan men ook denken in Nah. 2 : 5; Job 41 : 10. Daarnaast kunnen f. ook lichtdragende toortsen wezen, Ez. 1 : 13; Zach. 12 : 6; Dan. 10 : 6; Richt. 7 : 16, 20; om in de nacht licht te verspreiden Joh. 18 : 3. Ook kunnen f. gediend hebben als vuursignalen om seinen te geven, Jer. 6 : 1 „vuurteken”, daarvan leest men ook in de brieven van Lachis en Mari. In het algemeen waren zulke f. vaak saamgebonden stukken hout, die in olie en pek gedrenkt waren; door de sterke rookontwikkeling kon men ze alleen in de buitenlucht gebruiken, b.v. bij nachtelijke tochten; in de nacht van de gevangenneming komen dan ook de f. naast lantaarns voor, Joh. 18 : 3.
