„zonnig”, een Daniet. Zijn vader heette Manoah en woonde te Zora, Richt. 13 : 2.
S. werd geboren in een tijd, dat de Here de Israëlieten wegens hun zonden had overgegeven in de macht der Filistijnen. De Richt. 13 : 1 genoemde 40 jaar der Filistijnse onderdrukking kunnen gesteld worden 1122—1083 v. C. Het 20-jarig richterschap van S. 1102—1083 v. C. Zie Bijb. Handb. I bl. 128, 129. S.’s geboorte wordt aan de vrouw van Manoah, die tot nu toe geen kinderen had gehad, speciaal aangekondigd door de Engel des Heren. Tevens wordt haar gezegd, dat haar zoon een nazireër Gods zal zijn. Geen scheermes zal op zijn hoofd komen. En hij zal een begin maken met de verlossing van Israël uit de macht der Filistijnen. Ook aan Manoah zelf valt op zijn gebed het voorrecht ten deel, dat de Engel des Heren aan hem en zijn vrouw verschijnt, Richt. 13. Wanneer S. opgegroeid is, begint de Geest des Heren hem aan te drijven, Richt. 13 : 24, 25. Bij zijn plan tot een huwelijk met een Filistijnse vrouw te Timna wordt uitdrukkelijk gezegd, dat het van de Here was, dat hij een voorwendsel tegen de Filistijnen zocht, Richt. 14 :4. S. toont buitengewone kracht te bezitten. Een jonge leeuw scheurt hij vaneen, zoals men een bokje vaneenscheurt, zonder dat hij iets in zijn hand had, vs 5, 6. Doch hij heeft een grote zwakheid: zijn sexuele hartstocht. Zijn vrouw ontlokt hem door haar geween de oplossing van het raadsel, dat hij zijn Filistijnse metgezellen ter gelegenheid van de bruiloft had opgegeven, vs 10—18. Vandaar, dat niettegenstaande de geweldige heldendaden, die hij verricht, zie vs 19—16 : 3 op de duur zijn val niet kan uitblijven: S. en Delila, 16 : 4—22. Aan Delila onthult hij, nadat zij hem daartoe geprest heeft, zodat hij ongeduldig werd tot stervens toe, het geheim van zijn kracht, 16 : 16, 17. Met het geheim van zijn nazireaat geeft hij het heilige aan de Filistijnen prijs, om in wellust ongestoord te kunnen leven. Hij verloochent zijn God en zijn zaak als richter en wil zonder meer voor zichzelf leven. Vandaar, dat met zijn haar, het teken van het nazireaat, zijn kracht, ja, de Here Zelf van hem wijkt. En pas, wanneer hij als blinde gevangene weer denkt aan de Here en aan zijn taak als richter van het volk des Heren, komt zijn kracht terug. Op het offerfeest ter ere van Dagon, omdat deze god hun vijand S. in hun macht gegeven had, brengt S. de beide middelste zuilen, waarop de tempel rustte, door zich met kracht voorover te buigen van hun plaats. Zijn laatste woord is: „Dat ik sterve met de Filistijnen.” En het huis stortte in boven de stadsvorsten en boven al het volk, dat daarin was. En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven had gedood. 3000 mannen en vrouwen hadden immers naar de vermakelijke kunsten, die de blinde gevangene doen moest, gekeken. Hij werd begraven tussen Zora en Estaol in het graf van zijn vader Manoah. Daar zorgden zijn broeders en zijn gehele familie voor. Zie over een en ander 16 : 23—31. Hebr. 11 : 32 wordt S. genoemd onder de wolk der getuigen, die wij rondom ons hebben. De naam van deze richter is een waarschuwing.