Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ELI

betekenis & definitie

1. was priester aan het heiligdom te Silo en richtte Israël 40 jaar, 1 Sam. 4 : 18, misschien van 1119—1080 v. C.

De werkzaamheid van Simson valt misschien binnen deze tijd, anders vlak daarna. Vgl. Goslinga K.V. Richteren I, bl. 38, v. Geldercn, Bijb. Handb. I, bl. 129, 130. Eli was een afstammeling van Aärons jongste zoon Ithamar, 1 Kron. 24 : 3, 6. Met de afzetting van Abjathar door Salomo kwam het hogepriesterschap met Zadok weer in de lijn van Eleazar, 1 Kon. 2 : 27. Eli was een vroom, maar zwak man, die zijn goddeloze zonen, Hofni en Pinehas, niet berispte. Daarom kwam een man Gods hem het oordeel des Heren over zijn huis aanzeggen, 1 Sam. 2 : 27—36, terwijl de Here Zelf aan Samuel verscheen en nog eens het oordeel aankondigde, 1 Sam. 3 : 1—14. Na de slag bij Afek viel Eli bij het horen van het feit, dat de ark Gods genomen was, achterover van zijn stoel en brak zijn nek en stierf. Hij was toen 98 jaar oud, 1 Sam. 4 : 12—18.2. Hebr. „mijn God”, Matt. 26 : 46; Eloi, Aramees „mijn God”, Marc. 15 : 34, in het kruiswoord, dat Jezus aanhaalt uit Psalm 22 : 1.

< >