„dienaar van de koning”, een Ethiopiër, een kamerling van Zedekia. E. redde de profeet Jeremia uit de put, waarin de vorsten hem geworpen hadden.
Tot beloning daarvoor kreeg hij de belofte des Heren, dat hij er het levend zou afbrengen bij de inneming van Jeruzalem, Jer. 38 : 7—13; 39 : 15—18.