De C. heten in het Hebr. van het O.T. Kasdīm, in het Babylonisch Kaldu, in het Grieks Chaldaioi.
Zij zijn een Aramese stam en worden genoemd Job 1 : 17. Zij vestigden zich ± 1000 v. C. in het Z.lijk gedeelte van Babylonië. Zij namen de Babylonische beschaving over en waren de ruggegraat van het Nieuw-Babylonische of Chaldeeuwse rijk. Dan. 2 : 2, 4 ; 5 : 4 komt het woord C. voor als aanduiding van een bepaalde klasse priesters. Zie verder Babylonië, Arameërs, Aramees, Kesed.