„hoge plaatsen”, Num. 21 : 19; 23 : 41; Joz. 13 : 17, de hoogten van Baäl, waarop Balak offerde; gelegen aan de grens van Ruben, dus ten N. van de Arnon, genoemd met Hesbon en Dibon. Men zou hier kunnen denken aan de hoogten tussen Madaba en de bronnen van de Ujun el Dib; op deze hoogten zijn vele dolmens (kleine hunnebedden met één deksteen).
Deze staan in groepen, en wel zo, dat de top van de El-Kwejzije van elk der monumenten zichtbaar is. Daarom kan men aannemen, dat boven een tempel met het symbool voor de godheid of iets dergelijks heeft gestaan en dat deze dolmens in het rond door de pelgrims ex voto zijn opgesteld (om te voldoen aan een gelofte). Op de dolmens werden waarschijnlijk dieren geofferd, en terwijl het bloed van de dieren op de bovenliggende deksteen vloeide, hield de offeraar het oog gericht naar de godheid op de top (A. Musil, Arabia Petraea I, 269).