is een Grieks woord, dat in de eerste plaats het opgestelde betekent. Het wordt dan bepaald gebezigd om het voor de godheid opgestelde aan te duiden, het wijgeschenk.
In de LXX wordt het herhaaldelijk gebruikt om een Hebr. woord weer te geven, dat het vervloekte aanduidt, het aan God gewijde of overgelatene, Num. 21 : 3; Deut. 7 : 26, enz. De St.Vert. spreekt van het gebannene, van gruwel. In het Griekse N.T. vinden we het woord Rom. 9 : 3; 1 Cor. 12 : 3; 16 : 22; Gal. 1 : 8, 9; op welke plaatsen het door: het gevloekte (een gevloekt iets zij, dat is: vervloekt zij) moet worden weergegeven. Hand. 23 : 14 vertale men: vervloekten zichzelf met de gelofte.