1. Een richter, Richt. 12 : 13—15, de zoon van Hillel en afkomstig uit Pirhathon, in het land van Efraïm, op het gebergte der Amalekieten.
Misschien is dit Pirhathon gelijk te stellen met Faratā, dat ligt ten ZW. van Sichem. A. had 40 zonen en 30 kleinzonen, die reden op 70 ezelhengsten. Hij zal dus wel een rijk man geweest zijn, maar ook zal hij meer dan één vrouw hebben gehad. Volgens v. Gelderen in Bijb. Handb. I, bl. 128 was A. richter van 1085—1078 v. C., volgens Goslinga K.V. Richt. I, bl. 38 van 1082—1074 v. C. — De naam A. komt als persoonsnaam meer in de Bijbel voor, vgl. 1 Kron. 8 : 23, 30; 9 : 36; 2 Kron. 34 : 20.2. Een oude Levietenstad, ligging is onbekend; misschien wordt de naam bewaard in de heuvel „däbbet abdūn” in het kustland van Saron, ten Z. van Dor. (E. v. Mülinen, Beiträge zur Kenntnis des Karmels; Zeitschr. des Deutschen Palästina Vereins; 1908, bl. 226).