zijde, zij (weefsel)
v./m., 1. vezel van weefsels, verkregen uit het spinsel van de zijderups, die daarvan de cocon maakt(e); (fig.) hij zal er geen — bij spinnen, hij wint er niets bij; (zegsw.) zo zacht als ook oneig.; 2. gesponnen draden van de genoemde stof: een streng —; 3. weefsel van de genoemde stof: een stuk —; (coll.) zij was in -, zij had...