weids
weids - Bijvoeglijk naamwoord 1. ruim van uitzicht, luisterrijk, groots ♢ Dit was verreweg het weidste landschap dat we te zien kregen op deze reis. Zie ook wijds
Wiktionary (2019)
weids - Bijvoeglijk naamwoord 1. ruim van uitzicht, luisterrijk, groots ♢ Dit was verreweg het weidste landschap dat we te zien kregen op deze reis. Zie ook wijds
Muiswerk Educatief (2017)
weids - bijvoeglijk naamwoord 1. groot, royaal ♢ we hebben een weids uitzicht Bijvoeglijk naamwoord: weids ... is weidser dan ... de/het weidse ... Synoniemen ruim Tegenstellingen bepe...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; weidser, meest weids (eig. zoals bij de jacht betaamt: kloek, statig; later: vol pracht en praal, luisterrijk): een weidse praal, een weidse tooi, rijk, kostbaar; in weidse dos, in prachtige kleding; een weidse titel, klinkend; zich weids kleden.
Jozef Verschueren (1930)
(weits) [zoals het hoort bij de →: weide, de jacht] bn. en bw. (–er, meest –) 1. prachtig, luisterrijk : in –e dos; –e praal, tooi. 2. klinkend : een –e naam, titel.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, meest weids), zich groot en prachtig voordoend, luisterrijk: een weids gebouw; zuiver ruimtelijk gedacht: weidse titels, namen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: