Wat is de betekenis van weids?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weids

weids - Bijvoeglijk naamwoord 1. ruim van uitzicht, luisterrijk, groots Dit was verreweg het weidste landschap dat we te zien kregen op deze reis. Zie ook wijds

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weids

weids - bijvoeglijk naamwoord 1. groot, royaal ♢ we hebben een weids uitzicht Bijvoeglijk naamwoord: weids ... is weidser dan ... de/het weidse ... Synoniemen ruim Tegenstellingen bepe...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

weids

pragtig, luisterryk, groots.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weids

adj. & adv., útwreidich.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weids

bn., bw.; weidser, meest weids (eig. zoals bij de jacht betaamt: kloek, statig; later: vol pracht en praal, luisterrijk): een weidse praal, een weidse tooi, rijk, kostbaar; in weidse dos, in prachtige kleding; een weidse titel, klinkend; zich weids kleden.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weids

(weits) [zoals het hoort bij de →: weide, de jacht] bn. en bw. (–er, meest –) 1. prachtig, luisterrijk : in –e dos; –e praal, tooi. 2. klinkend : een –e naam, titel.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Weids

bn. (-er, meest weids), zich groot en prachtig voordoend, luisterrijk: een weids gebouw; zuiver ruimtelijk gedacht: weidse titels, namen.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)