Gepubliceerd op 11-11-2021

weids

betekenis & definitie

bn., bw.; weidser, meest weids (eig. zoals bij de jacht betaamt: kloek, statig; later: vol pracht en praal, luisterrijk): een weidse praal, een weidse tooi, rijk, kostbaar; in weidse dos, in prachtige kleding; een weidse titel, klinkend; zich weids kleden.

< >