Wat is de betekenis van waterput?

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

waterput

(19e eeuw) (plat) vrouwelijk geslachtsdeel. Syn.: waterpoort*. • In waterputten omzoomd met kreupelbosch is het slecht lang te wezen; wijl men er zelden uitkomt, of men heeft iets achtergelaten... (H. Engelhart: De kinderen mijner jeugdige lossigheden. 1806, geciteerd in WNT)

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

waterput

waterput - Zelfstandignaamwoord 1. put waaruit men water haalt Woordherkomst samenstelling van water en put

2024-03-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

waterput

waterput - zelfstandig naamwoord uitspraak: wa-ter-put 1. put waaruit men water ophaalt ♢ met een emmer aan een ketting haalde men vroeger water uit de waterput Zelfstandig naamwoord: wa-ter-put de waterput ...

Wil je toegang tot alle 8 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

waterput

waterput - Verzonken putten om water te onttrekken aan met water verzadigde lagen.