Wat is de betekenis van Virus?

2023-12-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

virus

virus - Zelfstandignaamwoord 1. (biologie) (medisch) een ziekteverwekker die veel kleiner is dan een bacterie Hij heeft een virus te pakken gekregen. 2. (informatica) een computervirus Het virus op mijn computer dat mijn systeem steeds doet crashen heet W...

2023-12-01
Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Virus

Genetisch element dat zich in een cel kan vermenigvuldigen en een infectieus extracellulair stadium heeft waarmee het zich kan verspreiden Virussen worden soms als niet-levend beschouwd omdat ze bestaan uit een inert deeltje, een virion, dat geen eigen metabolisme heeft. Een virus is afhankelijk van de cellulaire machinerie van een gastheer om zich...

Direct alle resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-01
Begrippenlijst FOD Economie

Belgische overheid (2019)

Virus

Virus - Een virus in strikte zin is een programma dat is bedoeld om de werking van computersystemen te verstoren of erger nog, de daarin opgeslagen gegevens te wijzigen, te vervalsen of zelfs te vernietigen. Het woord “virus” duidt in ruime zin op elke vorm van kwaadwilligheid (malware in het Engels) zoals in het bijzonder de virussen i...

2023-12-01
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

virus

virus - zelfstandig naamwoord uitspraak: vi-rus 1. ziekteverwekkend organisme dat nog kleiner is dan een bacterie ♢ verkoudheid wordt veroorzaakt door een virus Zelfstandig naamwoord: vi-rus het virus ...

2023-12-01
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

virus

Een ziektekiem die een virusziekte veroorzaakt. Deze ziekteverwekkers zijn nog kleiner dan bacteriën en heel eenvoudig van opbouw, maar toch flink schadelijk voor het menselijk lichaam. Je kunt ze alleen onder een supersterke microscoop zien. Een virus heeft een levende cel als gastheer nodig om te leven. Een virusziekte is besmettelijk. Als ieman...

2023-12-01
Medische basiskennis begrippenlijst

Frans Verstappen (2004)

Virus

Kleinste (10 - 300 nm) infectieuze deeltje voor mens, dier, plant en bacterie, dat bestaat uit DNA of RNA en een eiwitmantel; een virus kan zich alleen vermenigvuldigen in een bacterie of cel omdat het voor zijn vermenigvuldiging afhankelijk is van de organellen van de gastheer.

2023-12-01
Internet woordenboek

Ensie (2001)

virus

synoniem: computervirus. Programma dat andere programma’s of bestanden infecteert door er een kopie van zichzelf aan te hechten, zodat deze programma’s op hun beurt andere zullen infecteren als ze worden gestart. Uiteindelijk zal het virus in actie komen en schade aanrichten of bijvoorbeeld een onschuldige boodschap laten verschijnen in...

2023-12-01
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Virus

Virus - voor de definitie zie computervirus. Het Datacrime-virus, dat via illegaal gekopieerde programma’s tot computersystemen kan zijn doorgedrongen, is in staat complete bestanden te wissen. Er zijn verscheidene soorten ‘virussen’ in omloop, waaronder het PLO- of vrijdag de dertiende-virus. NRC Handelsblad, 13-10-89 Virussen die zich in een pro...

2023-12-01
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

virus

Krijg het (vuistdikke) pleuritiskoleritisvirus![/i] is een verwensing die alleen in Den Haag is aangetroffen. Vgl. Bral e.a. (1998). Een virus krijgen wil letterlijk zeggen ‘opgezadeld worden met een ziekteverwekker’. De emotionele betekenis van de verwensing duidt op walging, minachting e.d. en kan weergegeven worden met &lsquo...

2023-12-01
Woordenboek Internettaal

Martin Bannink (1995)

Virus

Oorspronkelijk is 'virus' een biologisch fenomeen. Om hetzelfde van toepassing te verklaren op computers is een idee dat in de wereld van de science-fiction ontstaan is. In de meeste gevallen is een virus een programma, dat door een cracker gemaakt is en dat (alle) andere programma's op een computer opzoekt en een kopie van zichzelf in (alle) gevon...

2023-12-01
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Virus

[Lat.= o.a. gif] 1 zeer kleine deeltjes, bestaande uit kernzuren, die zich alleen in levende cellen kunnen vermeerderen, waarbij deze meestal te gronde gaan; virussen verwekken op deze wijze diverse ziekten bij planten, dieren en mensen; 2 (comp.) met kwade opzet gemaakt programma dat zichzelf aan een ander programma hecht of...

2023-12-01
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Virus

ziekteverwekker; smetstof (vero.)

2023-12-01
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

virus

verwekker van besmettelijke ziekten bij mensen, dieren en planten. Virussen zijn nog kleiner dan bacteriën en niet zichtbaar met een gewone microscoop. De echte virussen bestaan alleen maar uit eiwitmoleculen, die door kernzuren zijn verbonden. Ze hebben ademhaling noch stofwisseling. De door virussen veroorzaakte ziekten bij de mens zijn kind...

2023-12-01
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Virus

ziekteverwekker die niet met de gewone microscoop zichtbaar gemaakt kan worden en door bacteriedichte filters heendringt. Bestaat uit een kern van nucleïnezuur, omgeven door proteïne. Pas in het gastorganisme vindt een virus de levensomstandigheden voor zijn groei. Er zijn meer dan 400 ziekteverwekkende soorten. Wratten, verkoudheid, grie...

2023-12-01
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

virus

gif, smetstof, viruspartikel; submicroscopische verwekker van besmettelijke ziekten zonder eigen stofwisseling. Plantenvirussen zijn de eenvoudigste biologische eenheden die alle, voor hun vermenigvuldiging benodigde gegevens bevatten. Bestaan uit nucleïnezuren (genetisch materiaal), omgeven door beschermend eiwitomhulsel. Meestal bol vormig,...

2023-12-01
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Virus

o., submicroscopische ziekteverwekker (mv. : virussen of viren).

2023-12-01
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Virus

is een eiwitachtige smetstof, die bij mens, dier, plant en bacterie ziekten veroorzaakt (z. Virusziekten).

2023-12-01
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Virus

smetstof.

2023-12-01
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

virus

smetstof, vergif; fig besmetting.

2023-12-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Virus

(Lat.), o., 1. (vero.) smetstof; 2. ben. voor submicroscopische ziekteverwekkers, veel kleiner dan de kleinste bekende bacteriën, wsch. niet levend : het virus van de nekkram.