Wat is de betekenis van versieren?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

versieren

1) (1948) (inf.) in orde brengen; regelen. Oorspr. Soldatentaal? Vermeld door Salleveldt. Syn.: ritselen*. • Versieren (z.h.) door min of meer duistere methoden iets in orde brengen. 'Een paspoort versieren', met kunst- en vliegwerk in 't bezit van een pas(poort) komen. (Henry Roskam: Boevenjargon. 1948) • ‘Kom maar mee,’ nod...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

versieren

versieren - Werkwoord 1. (ov) iets meer aantrekkelijk of mooier maken Zij versieren de huiskamer voor de verjaardag van hun zoontje. 2. (ov) langs (veelal officieuze) weg regelen Hij wist nog mooie plekken voor het concert te versieren. 3. (ov)...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

versieren

versieren - regelmatig werkwoord uitspraak: ver-sie-ren 1. ervoor zorgen dat het er komt ♢ hij heeft weer een paar vrije dagen versierd 2. er feestelijk uit laten zien ♢ we versieren de kamer me...

2024-04-26
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

versieren

Van een slag: ontwikkelen. Van ‘versieren’ wordt doorgaans gesproken als bij het ontwikkelen enige handigheid van de leider of onhandigheid van de tegenpartij te pas komt.

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Versieren

In de spreektaal van jongeren is het werkwoord versieren heel gewoon. Veel gebruikt is de zegswijze: wij zullen dat wel even versieren, maar men kan tegenwoordig ook een meisje versieren en bedoelt dan niet: haar met sieraden behangen, maar veeleer: haar op slinkse wijze veroveren of iets van dien aard. Het lijkt heel waarschijnlijk dat wij hier te...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Versieren

v., forsier(j)e, forgnisse, -gnisje, oppronkje, moai meitsje.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

versieren

in einem Fach versiert sein, goed thuis, bedreven zijn in een vak.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Versieren

(versierde, heeft versierd), 1. tooien, opsmukken, met sieraden behangen : gij versiert de graftekenen der rechtvaardigen (Mattli. 23:29); huizen en straten versieren ; (zich) versieren met iets, (zich) mooi maken, veelal iron.: het diaconiemannetje, dat ik bij deze gelegenheid met den naam van Keesje hoorde versieren (Beets): —...