Wat is de betekenis van veel?

2019
2023-03-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

veel

veel - Onbepaald hoofdtelwoord 1. groot in hoeveelheid Er was veel regen gevallen. 2. groot in aantal Die vele fouten begonnen hem op zijn zenuwen te werken. veel - Bijwoord 1. dikwijls, vaak Een boer...

Lees verder
2017
2023-03-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

veel

veel - bijwoord, telwoord 1. grote hoeveelheid, groot aantal ♢ zij hebben veel kinderen 1. VEEL laad je op een boerenkar (TB) [dat is pas veel] 2. op veel momenten, veel kere...

Lees verder
2015
2023-03-20
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

vèèl

(bw) beschikbaar HP.

1952
2023-03-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Veel

1. num., gâns, forskate, rju, in bulte, in protte, in hopen, in poarsje, in knoarre, in rêst, in boel, in pôlle, in heap; vrij —, gans in bytsje, net in bytsje; niet —, net folie, net fan bilang; niet overmatig —, it measte net; niet erg —, net oerfolle, net oerdiedich; &m...

Lees verder
1950
2023-03-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Veêl

v. (vêlen), (verh. st.) viool: het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel (Dan. 3:5).

1948
2023-03-20
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Veel

deugden hebben, atestación, f. getuigenis, atestado, m. getuigschrift, verklaring;

1937
2023-03-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

veel

I. v. velen; zie v e d e l. II. telw. m e e r, m e e s t: 1 bijvoeglijk: vele mensen; er zijn veel appels aan die boom, een grote hoeveelheid; meer appels dan peren; hij haalde de meeste punten; te veel; zeer veel; veel te veel; hij is hier te veel, overbodig; zo veel je wilt; hij heeft wat te veel, nl. gedronken; dat heeft veel van afzetterij,...

Lees verder
1930
2023-03-20
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

veel

I. v. (velen) samentrekking van vedel. II. I. telw. (meer, meest) [~ vol] in grote hoeveelheid: vele bomen. ➝ boom, geschreeuw, mast, raad, rijs, schijf, stoom, varken, vieren, vijven, zaak. Tgst. weinig. II. vrnw. 1. veel dingen, voorwerpen: bezitten. 2. velen, veel personen: velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren. - III. bw. 1. van hoe...

Lees verder
1916
2023-03-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Veel

(meer, meest), I. onbep. telw., een groot aantal of een grote hoeveelheid: 1. bijv., zowel verbogen (als een sterk adjectief) als onverbogen gebruikt: het vele geld was zijn verderf; veel hebben van, zeer lijken op of naar; het heeft er veel van dat, het ziet ernaar uit dat; (met infinitief alleen in:) dat is niet veel zaaks, betekent niet veel; pr...

Lees verder
1911
2023-03-20
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Veel

is verwant met vol.

1908
2023-03-20
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Veel

... zie ook bij Poly...

1898
2023-03-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Veel

Het begrip veel heeft 2 verschillende betekenissen: 1. veel - VEEL - onbep. hoofdtelw. (meer, meest), het tegenovergestelde van weinig : veel te schrijven, te werken hebben; — bijvoeglijk gebruikt wordt het verbogen als een sterk adjectief, behalve wanneer het een maatbegrip, eene groote hoeveelheid uitdrukt, dan blijft het onveranderd : van...

Lees verder
1864
2023-03-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Veel

Veel, bn. en bijw. (meer, meest), het tegenovergestelde van weinig; in menigte, zeer overvloedig, -lijk; in groote hoeveelheid; voor zoo - als; (zamengest. tot voegw.) voor zoo - (zoo verre) ik weet; zoo - (des) te beter, te erger. *-, o. vele dingen, - voorwerpen; ik zag - dat mij niel beviel; - behaagt mij hier. *-AL, bijw. dikwijls, meermalen....

Lees verder
1573
2023-03-20
Kiliaans Etymologicum Teutonicae Linguae

Corneel (van) Kiel (1573)

veel

Multum, multo, multopere.

Lees verder