Wat is de betekenis van vaat?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vaat

v., 1. (coll.) borden, schalen en eetgereedschap die gereinigd moeten worden: de vaat wassen; 2. het wassen van de borden, kopjes enz.: ik was nog aan de vaat.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vaat

vaat - Zelfstandignaamwoord 1. gedurende de maaltijd gebruikt eetgerei Wie niet kookt, doet de vaat. vaat - Werkwoord 1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vaten 2. gebiedenwijs van vaten Synoniemen afwas Verwante begrippen vat, ader

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vaat

vaat - zelfstandig naamwoord 1. alle vuile spullen die bij het koken zijn gebruikt ♢ wie doet de vaat vandaag? Zelfstandig naamwoord: vaat de vaat de vaten het vaatje ...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vaat

s.; dewassen, skûtel-, skûdelwaskje, skûtelje, skûdelje.

2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-15
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vaat

1. Eig. vaatwerk: de wassen. 2. Metn. het vaat wassen: aan de zijn.