Wat is de betekenis van uitblazen?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitblazen

uitblazen - Werkwoord (scheidbaar) 1. (inerg), (figuurlijk) (weer) bijkomen, op adem komen, uitrusten Een weekendje uitblazen aan zee. 2. (ov) door blazen doven /uitmaken De kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. 3. (ov) (adem, luc...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitblazen

uitblazen - onregelmatig werkwoord uitspraak: uit-bla-zen 1. laten doven door te blazen ♢ ze blies de kaarsen uit 2. niets doen of leuke dingen doen tot je niet meer moe bent ♢ zo, nu moet ik ee...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitblazen

v., útblieze, -blaze; (uitrusten) útpûste.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitblazen

(blies uit, heeft uitgeblazen), 1. door blazen naar buiten brengen of uit iets verwijderen: rookwolkjes uitblazen; het uitgeblazen zand; — de laatste adem uitblazen, de geest geven, sterven. 2. door blazen ledigen: een ei uitblazen. 3. ten einde blazen: zijn deuntje uitblazen. 4. door blazen doven of blussen: ee...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitblazen

blies uit, h. uitgeblazen (1 door blazen verwijderen, ledigen; 2 door blazen blussen of doven; 3 op adem komen): 1. een ei uitblazen; fig. de laatste adem uitblazen, sterven; 2. een vlam, de kaars uitblazen; 3. laat de paarden eens wat uitblazen, uitrusten; even uitblazen.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitblazen

('uid) (blies uit, heeft uitgeblazen) 1. naar buiten blazen. → adem. 2. blazend verwijderen, ledigen : een ei -. 3. op adem komen,uitrusten : laat me wat -. 4. door blazen uitdoen : de lamp, de kaars, het licht -. →levenslicht, licht.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitblazen

(blies uit, heeft uitgeblazen), 1. door blazen verwijderen, ledigen: rookwolkjes uitblazen; de laatste adem uitblazen, sterven; 2. ten einde blazen: zijn deuntje uitblazen; 3. door blazen doven: een kaars uitblazen; (fig.) iemands levenslicht uitblazen, hem doden; 4. adem scheppen, uitrusten: ik moet eerst eens uitblazen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBLAZEN

UITBLAZEN - (blies uit, heeft uitgeblazen), door blazen verwijderen, iets ledigen: den dooier, een ei uitblazen; kleine kringelende rookwolkjes uitblazen; — den laatsten adem uitblazen, den geest geven, sterven; — (muz.) zijn deuntje uitblazen, ten einde blazen; — door blazen blusschen : eene kaars, eene lamp uitblazen; (fig.) i...