Wat is de betekenis van Trouble?

2025-07-16
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Trouble

I. stoornis; verstoring, verwarring, verbijstering, wanorde; onenigheid; ontroering, beroering, onrust; troubles, onlusten; apporter (mettre) du trouble dans une famille, de huiselijke vrede verstoren; trouble, zie truble; II. niet helder, troebel, drabbig; beslagen, dof.

2025-07-16
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

trouble

I. last of moeite veroorzaken, lastig vallen, storen; verstoren, vertroebelen; verontrusten; verdriet, leed doen, kwellen; don’t trouble your head about it, breek je er het hoofd maar niet over, heb daar geen zorg over; may I trouble you for the mustard?, wilt u zo goed zijn mij de mosterd te geven ?; II. trouble oneself, zich moeite geven, d...

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trouble

enz. ➝ troeble enz.

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

trouble

trouble - v., verwarring, wanorde; oneenigheid; onrust, ontsteitenis.

2025-07-16
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Trouble

(fr.) onrust, wanorde, volksbeweging, volksopstand. Trend deer en : eigenl. troebel maken; verontrusten, storen, in verwarring brengen. Getronidecrd zijn : min of meer krankzinnig zijn.

2025-07-16
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Trouble

verwarring, volksbeweging, onlusten.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trouble

Trouble - v. (-s), wanorde, verwarring, volksopstand.

2025-07-16
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

trouble

trouble - v. (troubles), wanorde, verwarring; volksopstand