Wat is de betekenis van traverse?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Traverse

(Fr.), v. (-n).

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

traverse

Het begrip traverse heeft 4 verschillende betekenissen: 1) oversteek voor voetgangers. brede, meestal ongelijkvloerse oversteek voor voetgangers, die een andere verkeersader, bv. een weg, waterweg of spoorweg, kruist. 2) traject door de bebouwde kom. traject van een doorgaande weg of waterweg door de bebouwde kom. 3) dwarsstuk....

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

traverse

traverse - Zelfstandignaamwoord 1. (verhoogde of verlaagde) oversteekplaast of kruising De overlast voor het verkeer valt – tot ieders verbazing – reuze mee, geen files en nauwelijks extra verkeer elders in de stad, waaruit maar weer blijkt dat de traverse als sluiproute wordt gebruikt om van Noord naar Zui...

2025-07-15
Begrippenlijst Prorail

Prorail (2016)

Traverse

Een traverse is de bovenlangse dwarsverbinding tussen perrons onderling en eventueel het stationsgebouw. De tegenhanger hiervan is de perrontunnel die onderlangs de dwarsverbinding is tussen perrons onderling en eventueel het stationsgebouw.

2025-07-15
Spoortermen begrippenlijst

Joos Lambrechtsen (2016)

Traverse

Traverse betekent ongelijkvloerse hoog gelegen voetgangersoversteek.

2025-07-15
Oorlogs begrippenlijst

Bart Janssen (2013)

Traverse

Een traverse is een loodrecht op de hoofdwal staande aarden wal die het geschut en de met de bediening daarvan belaste militairen moest beschermen tegen zijdelings inslaande projectielen.

2025-07-15
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

traverse

een grote verkeersweg die door de bebouwde kom van stad of dorp loopt.

2025-07-15
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Traverse

dwarsbalk, - lijn, - gang, -weg; hindernis, tegenspoed

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Traverse

dwarshout, kruisbalk, draagbalk, bint; dwarsligger [op spoorwegen]; dwarswal; zijweg; tegenspoed, tegenslag, beletsel; se mettre à la traverse, in de weg komen; rue de traverse, zij-, dwarsstraat.