tiende
tiende - Rangtelwoord 1. nummer tien in een rij ♢ Hij werd tiende op de Olympische Spelen. 2. gedeeld door tien, tien procent ♢ De tiende penning was een gehate belasting. tiende - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) tijdsduur van 0,1 se...
Wiktionary (2019)
tiende - Rangtelwoord 1. nummer tien in een rij ♢ Hij werd tiende op de Olympische Spelen. 2. gedeeld door tien, tien procent ♢ De tiende penning was een gehate belasting. tiende - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) tijdsduur van 0,1 se...
Muiswerk Educatief (2017)
tiende - telwoord uitspraak: tien-de 1. nummer tien ♢ hij finishte als tiende renner Telwoord: tien-de
Marc de Coster (1998)
van het - bataljon rooms-katholiek. Refereert aan de letter X of 10, maar ook aan het kruisteken. Syn. van het houtje; tofelemoons.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. rangtelw.; in een reeks of rangorde volgende op de negende persoon of zaak : de tiende (dag) van de maand; Karei de Tiende (van die naam); de tAenae penning, een heffing van 10%: het tiende deel; ten tiende, in de tiende plaats, de tiende aan de beurt; II. als zn., o. (-n), elk tiende gedeelte van iets: drie tiende; drie tienden ; een tiende lot...
M. J. Koenen's (1937)
1. telw. ranggetal, zelfstandig en bijvoeglijk: het was de tiende (dag van) April; Lodewijk de tiende van Fr. (1314-’16); ten tiende, in de 10e plaats; 2. telw. verdelingsgetal, zelfstandig en bijvoeglijk: een tiende, het tiende deel.
Jozef Verschueren (1930)
1. bn. ranggetal: de (dag) der maand; Lodewijk de -; ten -, in de tiende plaats. 2. o. (-n) tiende gedeelte: drie -en; vijf -n is een half.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
I. rangtelw. (zelfstandig en bijvoeglijk): de tiende (dag) van de maand; ten tiende, in de tiende plaats; II. als zn., o. (-n), tiende deel: drie tiende van het kapitaal.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: