Wat is de betekenis van teruglopen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

teruglopen

teruglopen - Werkwoord 1. ergatief verminderen De inflatie liep afgelopen jaar terug. 2. ergatief weer naar het beginpunt van een route lopen Hij kocht de krant en liep terug naar huis. Woordherkomst samenstelling van terug(bijw...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

teruglopen

teruglopen - onregelmatig werkwoord uitspraak: te-rug-lo-pen 1. zwakker of slechter worden ♢ het aantal klanten van dit bedrijf is teruggelopen 2. weer naar het beginpunt lopen ♢ we moesten 's a...

2024-04-28
Jargon & Slang van Beursspeculanten

Marc De Coster (2017)

Teruglopen

Teruglopen - 'de markt loopt terug': de effecten dalen in prijs.

2024-04-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

teruglopen

de schijnbare beweging van een planeet van oost naar west. In het heliocentrisch systeem van Copernicus vond men hier een natuurlijke verklaring voor.

2024-04-28
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Teruglopen

Tot in de jaren ’50 werd teruglopen in de figuurlijke betekenis 1 van ‘achteruitgaan, verminderen, verzwakken’ als een germanisme (D. ‘zurücklaufen’) afgekeurd. Ook Koenen was een tijdlang van mening dat het niet door de beugel kon. Nu aanvaardt hij, evenals al de andere woordenboeken deze figuurlijke betekenis va...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Teruglopen

v., weromrinne; (van prijzen) efterút-, ôfgean, sakje, falle.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Teruglopen

(liep terug, heeft en is teruggelopen), 1. achteruit lopen, wijken: sedert vanmorgen loopt de barometer terug; 2. (fig.) achteruitgaan, verminderen, verzwakken : onze uitvoer is tengevolge van de oorlog sterk teruggelopen ; de tabaksaandelen liepen terug; 3. wederom lopen in de richting van de plaats vanwaar men gekomen...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

teruglopen

liep terug, i. teruggelopen (achteruitgaan lopende; terugvloeien); in de bet. van: dalen, zakken, achteruitgaan een germ., dus niet: de thermometer, de koersen lopen terug, maar: zakt, dalen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

teruglopen

(liep terug, is teruggelopen) 1. achteruitlopen: het van een stuk geschut; de barometer loopt terug. 2. achteruitgaan, verminderen: onze uitvoer is teruggelopen. 3. wederom lopen in de richting van of naar de plaats vanwaar men gekomen is. 4. in waarde, betekenis verminderen: zullen zij, na zoveel inspanning, teruglopen?