Stuik
I. m. (-en), 1. (wass.) stamper, t.w. een blok met vier poten, om het wasgoed in de kuip te stampen; 2. het uiteinde waarmee een stuk hout of andere stof in zijn lengterichting tegen een ander aansluit; inz. afgezaagd einde van balken of planken voor een lasverbinding; 3. plaats waar ijzeren buizen naar binnen toegehakt zijn (bij een verbinding); 4...