Wat is de betekenis van Stuiken?

2024-04-28
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

stuiken

Stuiknaad; de naad tussen twee in elkaars verlengde liggende planken waarvan de koppen ter plaatse van de naad schuin of recht zijn afgezaagd.

2024-04-28
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

stuiken

(in elkaar) instorten. Ze is op het podium in elkaar gestuikt. Na de rust stuikte de ploeg in mekaar. Hoe zijn wereld in elkaar stuikte, na de dood van zijn vrouw, is niet te beschrijven. Krantenkop: Gesprekken wereldhandel stuiken in elkaar (mislukken).

2024-04-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

stuiken

neervallen, neerstorten. - in elkaar stuiken, in elkaar storten, in elkaar zakken, instorten, kapot gaan. Tegelijk zijn potentiële managers er als de dood voor dat ze persoonlijk aansprakelijk zullen worden gesteld, mocht hun onderneming in elkaar stuiken. - Trends, 26-12-2002. zie ineenstuiken

2024-04-28
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

stuiken

Stuiken is een techniek bij de bewerking van metaal (1); door een plaat metaal systematisch te bekloppen m.b.v. een rekhamer en staak ontstaat vervorming in een bep. richting; je dwingt het materiaal in en over elkaar waardoor het oppervlak ter plaatse kleiner wordt; bijv. een deksel met een omgezette rand; i.t.t. drijven.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stuiken

1. Neerstorten, neervallen, neergeworpen worden; in ’t bijz.: voorovervallen; in mekaar, in elkaar, in twee stuiken, in elkaar zakken, (oneig.) in elkaar storten; - (trans.) (thans w.g.) (iem.) duwen, stoten (in iets); ook: doen (neer)vallen. Dat was dus wel wat minder romantisch dan in de boeken en op de film, waar de snoodaards reeds...

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Stuiken

Dikker of breder maken van de tandspitsen van een zaag, waardoor, evenals met het zetten, bereikt wordt, dat de zaag minder spoedig gaat klemmen. Het s. geschiedt, hetzij met een hamer of met speciaal daarvoor geconstrueerde werktuigjes (z. Zaag).

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stuiken

v.; (v. metalen), yn-, opstûkje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuiken

I. (stuikte, heeft en is gestuikt), 1. (gew.) stoten, een stoot geven: (onoverg.) tegen iets stuiken; (overg.) elkaar met de ellebogen stuiken; 2. (overg.) stampen, t.w. met betr. tot het wasgoed in de kuip; 3. (overg., smed.) tegen het uiteinde van een gloeiend gemaakt stuk ijzer kloppen met de bedoeling om het dikker te maken: ...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuiken

I. stuikte, h. gestuikt (in stuiken zetten): de tarwe is gestuikt. II. stuikte, h. gestuikt (1 stoten, een stoot geven, in N.-N. inz. in technische toepassingen; 2 kinderspel, waarbij de speler in staande houding knikkers, noten enz. met kracht in een kuiltje moet werpen: als er een even getal in ‘t putje blijft liggen, wint hij; pompen; 3 Z....