Wat is de betekenis van scharrelen?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

scharrelen

(19e eeuw) geen vaste of serieuze liefdesrelatie hebben; soms: omgaan met een prostituée. Zie ook: aan de scharrel gaan. • Scharrelen, vrijen. Hai scharrelt al n hail tied, mor komt nait wieder. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929) • Met verschillende Annie’s, een Greta en een Marie heb ik nadien „gesch...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

scharrelen

scharrelen - regelmatig werkwoord uitspraak: schar-re-len 1. met allerlei dingen bezig zijn ♢ ik heb wat in de tuin gescharreld 2. een korte liefdesverhouding hebben ♢ mijn broer Paul heeft nog...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Scharrelen

v., skarrelje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Scharrelen

(scharrelde, heeft en is gescharreld), I. onoverg., 1. (van hoenders) met de poten de grond omwoelen, heen en weer lopen en intussen in de grond wroeten, krabben; — de das scharrelt in de aarde, wroet om wormen enz. te zoeken; 2. zich op onzekere of moeilijke wijze voortbewegen; — in ’t bijz. gezegd van een nog ongeoefend...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

scharrelen

scharrelde, h. gescharreld (1 van hoenders: de grond omwoelen; 2 zich op onzekere, moeilijke wijze voortbewegen; 3 zaken doen, die geen geregeld bestaan opleveren; 4 „losse” verkering hebben); 1. in het zand scharrelen; bij elkaar scharrelen, met moeite bij elkaar brengen; 2. achter een stoeltje op het ijs scharrelen; 3. met assuranties...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

scharrelen

('scharrələn) (scharrelde, heeft gescharreld) [Frekw. van scharren] 1. met de poten de grond omwoelen: de hoenders in het zand. 2. zich onzeker of moeilijk voortbewegen: door de duisternis trap op, trap af -; een ongeoefend, -d schaatsenrijder. 3. zijn weg in de wereld vinden: stilletjes om niet te sterven van honger. 4. onzeker, tastend, z...

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Scharrelen

(scharrelde, heeft en is gescharreld), 1. (van hoenders) heen en weer lopen en intussen in de grond wroeten, krabben; 2. zich op onzekere of moeilijke wijze voortbewegen; m.n. gezegd van een ongeoefend schaatsenrijder; 3. met moeite in zijn onderhoud voorzien; telkens wat anders ter hand nemen om in zijn onderhoud te voorzien; scharrelen in, op ong...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Scharrelen

een frequent, van scharren, dat krabben bet., bijv.: „Hoener (= hoenders) scharren al achterwaart”, thans: de kippen scharrelen; vandaar: bijeenscharrelen en scharrelaar; de kippen drentelen bij het scharrelen rond, vandaar: wat een gescharrel.