Wat is de betekenis van Rukken?

2024-04-28
Seks & Drugs woordenboek

BNNVARA (2022)

Rukken

Rukken is een ander, iets minder subtiel woord voor aftrekken. Oftewel: aan je pik (laten) zitten totdat je klaarkomt. De meeste jongens beginnen rond hun veertiende te masturberen, ze trekken zichzelf dan af. Op die manier leren ze hun lichaam kennen en komen ze erachter wat ze lekker vinden. Hoe dan? Aftrekken kan op verschillende manieren. Door...

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rukken

(1964) (plat) masturberen (van mannen). Zie ook: rukken en sjorren. • Wat denk jij godverdomme wel met je saggerijnige rotkop, wij ons de tiefus sjouwe en jij direct weer met je natte kont in je nest ligge rukken? (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Die? Die zit aan één stuk door te rukken, wat ik je brom. (Louis Ferron: H...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rukken

rukken - regelmatig werkwoord uitspraak: ruk-ken 1. met grote kracht ergens af of uit trekken ♢ hij rukte het schilderij van de muur Regelmatig werkwoord: ruk-ken ik ruk jij/u rukt...

2024-04-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

rukken

Masturberen; verkorting van ‘zich afrukken *’. De term is nergens veroordelend; enkel beschrijvend. Ook de uitdrukking ‘een ruk met het handje’ komt voor.  Vloeiend geef ik het rukken op. A. Moonen: Stadsgerechten. 1978 Ga likken en ruk je even. Dimitri Frenkel Frank: Hoge hakken, echte liefde. 1980 Ze rukken zich suf, zeggen ze...

2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

rukken

rukken - masturberen (vgl. afrukken, (af)trekken, afsjorren). Ook: een ruk met het handje, masturbatie. Want van een rukkie met het handje kan je geen dr tippelaar of een oud sief je oplopen, RvzR. 87 [1972].

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rukken

v., hoarte, skuorre, repe; snelken, ritse, rûtse; met -de bewegingen, skoatsk.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rukken

(rukte, heeft en is gerukt), 1. zich voortbewegen; inz. optrekken (van krijgsvolk): zij rukten steeds dieper het land in; ten strijde, in het veld of te velde rukken, zich gereedmaken tot de strijd (van een leger); vgl. in-, uitrukken. 2. een snelle, korte, plotselinge beweging of bewegingen maken, die aan iets m...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rukken

rukte, h. (2, 3, 4, 5), i. (1) gerukt (1 v. e. krijgsmacht: trekken; 2 een snelle, plotselinge, korte beweging [of: bewegingen) maken; een ruk [of: rukken] geven; 3 met een snelle, plotselinge, heftige beweging, een ruk, iets van zijn plaats trekken of iem., ook fig.; 4 meeslepen, meevoeren, fig.; 5 met een ruk of rukken stukscheuren): 1. de legers...