ruiken
ruiken - onregelmatig werkwoord uitspraak: rui-ken 1. waarnemen met je neus ♢ ik ruik al wat we eten 1. dat kan ik toch niet ruiken! [hoe moet ik dat weten?] 2. ...
Muiswerk Educatief (2017)
ruiken - onregelmatig werkwoord uitspraak: rui-ken 1. waarnemen met je neus ♢ ik ruik al wat we eten 1. dat kan ik toch niet ruiken! [hoe moet ik dat weten?] 2. ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(rook, heeft geroken), I. onoverg., 1. reuk, een geur van zich geven: die bloemen ruiken lekker; het ruikt niet, er is geen geur aan; dat ruikt vies; het ruikt hier branderig, duf; dat ruikt naar uien, knoflook; hij ruikt naar jenever; t.w. zijn adem; — in oneig. zegsw.: naar de lamp, naar de mutsaard rieken (zie Lamp enz...
M. J. Koenen's (1937)
rook, h. geroken (1 reuk van zich afgeven, verspreiden; 2 de gedachte opwekken, iets hebben van; 3 aangename reuk afgeven, geuren; 4 onaangename reuk van zich geven, stinken; 5 reuk opnemen, inademen, gewaarworden; 6 iets met de reukzin gewaarworden; 7 overdrachtelijk: bemerken): 1. die koffiekan ruikt duf; naar jenever ruiken; het rook lekker; zie...
Jozef Verschueren (1930)
('ruiken) (rook, roken; heett geroken) [~ roken, d. i. dampen, uitwasemen] 1. reuk van zich geven, reuk verspreiden : die bloem ruikt heerlijk ; wat ruikt die pannekoek goed, lekker! wat ruikt dat akelig! hij rook naar de sterkedrank. → lamp. mosterd, mutsaard, peper. 2. doen denken aan : dat gedicht ruikt naar de rederijkers winkel; dat...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: