Wat is de betekenis van Roosje?

2024-04-20
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Roosje

Zie Rosa

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Roosje

Roosje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord Roos

2024-04-20
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

roosje

Maagdelijkheid; vaak ook voor vrouwelijk schaamdeel (al dan niet met de toevoeging: zonder doornen). Vruchten- en bloemennamen zijn blijkbaar populaire metaforen voor de vagina. ‘Het roosje plukken’ betekent ontmaagden. Deze uitdrukking vinden we al terug in het ‘Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544’. In het lesbisch spraakgebruik is ‘roosje’ echt...

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Roosje

1. haar - plukken, haar ontmaagden. Eufemistische uitdr. uit de 16de eeuw. In de Angelsaksische landen wordt de maagdelijkheid vergeleken met een ‘kers’ (vanwege de vermeende gelijkenis). To lose one’s cherry bet. ‘haar maagdelijkheid verliezen’. Wanneer je met Van Straten meeleest van middeleeuwen naar negentiende eeuw, dan constateer je een gelei...

2024-04-20
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Roosje

Roosje - anus. Wat erotisch genot betreft komt het roosje op de tweede plaats, na de kittelaar. (Sisley & Harris, 1981). Zie ook achterdeurtje.

2024-04-20
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Roosje

booswicht, jodenhater, Hebreeuws rasja'; vergelijk resjaante.

2024-04-20
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Roosje

v -> Rosa. Zie ook Roos.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Roosje

o. (-s), 1. kleine roos (in alle bet.). 2. ben. voor zeer kleine diamantjes waarvan er 20, 30 of 40 in een karaat gaan; vgl. Roos, 11. 3. ben. voor een soort van aardappelen. 4. roosje-zonder-dooms, volksn. voor de akelei; ook voor een Oudhollandse likeur. 5. meisjesnaam.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

roosje

o. roosjes (kleine diamant, meestal afval van grotere); zie roos 10.