Wat is de betekenis van roekeloos?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Roekeloos

bn. bw. (...lozer, -t), onbezonnen, onberaden, vermetel: roekeloze moed; roekeloos zijn leven wagen, zich in ’t gevaar begeven.

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

roekeloos

roekeloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: roe-ke-loos 1. zonder te denken aan het gevaar ♢ roekeloos klom hij op het dak Bijvoeglijk naamwoord: roe-ke-loos ... is roekelozer dan ... d...

2025-07-14
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Roekeloos

In het Middelnederlands bestond een werkwoord roeken, een zogenaamd onpersoonlijk werkwoord evenals regenen, hagelen enzovoorts. Mi ne roekt betekende: het kan mij niet schelen, het laat mij koud. De stam van dit werkwoord is verbonden met het achtervoegsel -loos dat: zonder betekent. Roekeloos is dus: zonder aandacht, zonder zorg. In die zin werd...

2025-07-14
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

roekeloos

onverskillig; goddeloos; woes.

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Roekeloos

adj. & adv., rokkeleas.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

roekeloos

bn., bw.; roekelozer, -t; zonder zorg met betrekking tot de gevolgen ener handeling of een daaraan verbonden gevaar; in hoge mate onbezonnen; vermetel; onverschillig; ook wel: woest, wild: een roekeloze jongen, daad; roekeloos zijn leven wagen.