Wat is de betekenis van Roekeloosheid?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Roekeloosheid

v. (...heden), 1. het roekeloos zijn; 2. onbezonnen daad.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

roekeloosheid

v. -heden; het roekeloos zijn; verregaande onbezonnenheid of onbezonnen daad.

2024-04-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Roekeloosheid

Lat.: audacia (moraal-theol.), op onbezonnen wijze zich blootstellen aan gevaren, vooral aan levensgevaar. Spruit meestal voort uit een overdreven geringschatting van het leven, hoogmoed, ijdelheid of dwaasheid. De r. is zonde, in zoover zij aanleiding geeft tot andere zonden en een tekortkoming beteekent aan de liefde, die men zich zelf verschuldi...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

roekeloosheid

('lo:sheit) v. (...heden) 1. Eig. het roekeloos zijn. 2. Metn. roekeloze daad.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Roekeloosheid

v. (-heden), het roekeloos-zijn; onbezonnen daad.

Gerelateerde zoekopdrachten