Wat is de betekenis van Radio-omroep?

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

radio-omroep

uitsaaistasie. radioskopie straalondersoek.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Radio-omroep

m., 1. uitzending van berichten per radio; 2. instelling die radio-uitzendingen verzorgt.

2024-04-30
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Radio-omroep

De R. in Ned. is geheel voortgekomen uit particulier initiatief. Het eerst werd gevormd de Hilversumse Draadloze Omroep (H.D.O.), waaruit de A.V.R.O. is voortgekomen; later ontstonden de Ned. Christ. Radio Ver. (N.C.R.V.), de Katholieke Radio Omroep (K.R.O.), de Ver. van Arbeiders Radio Amateurs (V.A.R.A.) en nog later de Vrijzinnig Prot. Radio Omr...

2024-04-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Radio-omroep

→ Radio-uitzending.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

radio-omroep

m. (-en) 1. Eig. omroep, uitzending door de radio. 2. Metn. instelling daarvoor.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

radio-omroep

m., 1. het technisch en artistiek apparaat waarmee radio-uitzendingen kunnen worden verzorgd; 2. (-en), organisatie die verantwoordelijk is voor en belast met de keuze van de radioprogramma’s. De radio-omroep wordt door de Ned. wetgever aangeduid als geluidomroep, door de Belg. als openbare omroepdienst. In tegenstelling tot b.v. de radiote...

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)