radio
radio - zelfstandig naamwoord uitspraak: ra-di-o 1. toestel dat golven omzet in geluid ♢ we luisterden naar een programma op de radio Zelfstandig naamwoord: ra-di-o de radio de radio's...
Muiswerk Educatief (2017)
radio - zelfstandig naamwoord uitspraak: ra-di-o 1. toestel dat golven omzet in geluid ♢ we luisterden naar een programma op de radio Zelfstandig naamwoord: ra-di-o de radio de radio's...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[afk. van radiotelegrafie of radiotelefonie; van Lat. radius = stok, straal] draadloze uitzending van geluid; de uitzending zelf; ontvangtoestel.
dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. 1. radio; 2. radiotelegram; on the radio, voor de radio (optredend, sprekend, uitzendend of uitgezonden), voor de microfoon, in de aether; over the radio, door (over, via) de radio, door de aether; II. radiotelegraphisch seinen, uitzenden, overbrengen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: