Wat is de betekenis van principaal?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

principaal

Het begrip principaal heeft 5 verschillende betekenissen: 1) opdrachtgever. iemand die aan een uitvoerder de opdracht geeft tot een werk; opdrachtgever. 2) volmachtgever. iemand die een machtiging verleent aan iemand anders om zijn zaken te beheren; volmachtgever. 3) schooldirecteur. directeur van een rooms-katholieke middelb...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Principaal

[Lat. principalis = eerste, voornaamste, van princeps = de voorste, van primus = eerste, en capere = vatten] I zn superieur, baas, patroon; last- of opdrachtgever; II bn voornaamst, belangrijkst, hoofdzakelijk; ten principale, (jur.) wat de hoofdzaak betreft.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Principaal

belangrijkste; lastgever; werkgever

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Principaal

1) meester; werkgever; patroon. 2) voornaamst, hoofdzakelijkst; gewichtigst; ten principale : wat de hoofdzaak aangaat

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Principaal

adj. & adv., prinsepeal.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Principaal

I. (<Lat.), m. (...palen), 1. chef, superieur; 2. lastgever, volmachtgever: de principaal van een makelaar, van een notaris; 3. (muz.) voornaamste stem in een muzikale compositie; — (vervolgens) hoofdregister van een orgel, prestant. II. (<Fr.), bn., voornaam(st), belangrijkst), hoofd-: twee principale fouten, fouten va...

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

principaal

1 m. hoofdpersoon, heer, meester, hoofd, baas, werkgever, lastgever; hoofdzaak, hoofdpunt; ten principale, wat de hoofdzaak betreft; 2 aj. eerst; principale crediteur, m. eerste of voornaamste schuldeiser.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

principaal

Fr. Lat. principalis, 1. m. principalen (hoofdpersoon: patroon, hoofd ener zaak, heer, lastgever); 2. bn., bw. (eerste, voornaam; hoofdzakelijk; rechtst. oorspronkelijk).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

principaal

m. hoofdpersoon, heer, meester.