Wat is de betekenis van Principaal (1)?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Principaal (1)

Principaal (1) - m. (...palen), opperste, hoofdpersoon; patroon, meester, lastgever : de principaal van een makelaar, van een notaris; — (org.) een der grootste tinnen orgelpijpen, die gewoonlijk vooraan geplaatst zijn.