Wat is de betekenis van Pijpen?

2024-04-27
Seks & Drugs woordenboek

BNNVARA (2022)

Pijpen

Met wat speeksel, lippen en handen kom je een eind. Pijpen is namelijk een piemel in de mond nemen. En dat kan op allerlei manieren. Tips & tricks Als je pijpt beweeg je de piemel heen en weer in je mond. Tip 1: wissel pijpen af met likken, sabbelen en het geven van kusjes. Tip 2: Je kunt erop zuigen, en tegelijk met je hand aftrekken. Het likk...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pijpen

1) (1960+) (inf.) fellatio beoefenen; een man een blowjob* geven. Een verouderde vorm is pijpeneren. In het Franse argot: faire une pipe. In Italië: pompare; in Duitsland: blasen. Onder scholieren bestond lange tijd de verwensing 'Ga je vader pijpen', hetgeen zoveel betekent als: ik minacht je. Nederlandse syn. voor fellatio zijn o.a.: afzuige...

2024-04-27
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Pijpen

Naar iemands pijpen dansen, alles doen wat iemand anders wil. Het woord pijpen in deze uitdrukking betekent ‘op de fluit spelen’ zodat de uitdrukking letterlijk betekent: ‘dansen op iemands fluitmuziek’. Een bijbelse herkomst is twijfelachtig; in de vorige eeuw werd het bijbels opgevat op basis van Lucas 7:32, ‘Ze lijken op kinderen die op het mark...

2024-04-27
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Pijpen

Pijpen - schieten. Deze nacht werd er op onze post gepijpt.

2024-04-27
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

pijpen

Alleen onder scholieren vond ik de verwensing ga je vader pijpen! Aan de eigenlijke betekenis van pijpen ‘de penis in de mond nemen en stimuleren, afzuigen, zuigen’ denkt men niet meer. Daarvoor in de plaats gekomen is de emotionele betekenis ‘ik minacht je zo, je bent voor mij zo misvormd, dat je snel uit mijn omgeving moe...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Pijpen

v., piipje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pijpen

I. (peep, heeft gepepen), fluiten, op de fluit blazen: naar iemands pijpen dansen, iemands wil in ieder opzicht volgen; II. (pijpte, heeft gepijpt) 1. met een pijpschaar pijpen of plooien maken: kant pijpen; mutsen pijpen; 2. een pijp tabak roken.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pijpen

peep, h. gepepen (op een fluit spelen, blazen), vero.: zegsw. naar iemands pijpen dansen, d.i. dansen op de wijs, die een ander voorfluit, fig. alles moeten doen, wat iemands gril of luim hem ingeeft; Z.-N. een muts pijpen, de plooien leggen.