Pietlut hebben
Ook putluthebben, d.i. koude drukte, onnoodige beweging hebben (Bouman, 80); Harreb. II, 31: Hij heeft vrij wat Piet Lut op zijn lijf. Een Pietlut, een kleingeestig, overprecies mensch; soms ook een kleinzeerig man. Vgl. Nw. School, III, 162: Zwetsers, charlatans, prullen, pietlutten, stakkers; Speenhoff II, 61: Meneer Piet Lut als vrijgezel, had e...