Wat is de betekenis van paal?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

paal

1) (1967) (inf.) mannelijk lid (in erectie). De term is wellicht veel ouder. Vgl. gelijkaardige metaforen zoals: lat*; stok* enz. Een ‘palenhater’ is een scheldwoord voor een feministe. Zie ook: Drentse* paal; liefdespaal*. • Hij had zijn paal gericht.... (Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968) • Ik had de sombrero van Da...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

paal

paal - zelfstandig naamwoord 1. langwerpig ding dat rechtop in de grond staat ♢ het verkeersbord is bevestigd aan een paal 1. dat staat als een paal boven water [dat is absoluut zeker, duidelijk] ...

2024-04-26
Jargon & Slang van Havenarbeiders

Marc de Coster (2017)

Paal

Paal - aan de paal lopen: werkloos zijn; een uitkering krijgen. Herkomst onbekend. Heeft misschien te maken met het feit dat iemands bewegingsvrijheid wordt ingeperkt wanneer men een uitkering heeft. Vgl. ook de uitdr. tegen de paal lopen: er bekaaid afkomen.

2024-04-26
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

paal

Een wat volkse benaming voor het mannelijk lid (in erectie). Ook in de Bargoense uitdrukking ‘palen laaien’: geslachtsgemeenschap hebben (vanuit het standpunt van de man). Hij had zijn paal gericht... Heere Heeresma: Geschoren schaamte. 1968 Ik had een paal staan, zo hard dat hij gewoon pijn deed. Haring Arie: Recht voor z’n Raap. 197...

2024-04-26
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

paal

pijler meestal een in de aarde geplante boomstam, in vele oude culturen symbool voor de wereldas, die ook wel als centrale berg of als boom in het middelpunt van de hele wereld wordt voorgesteld. Oppervlakkig beschouwd worden heilige cultus-palen vaak als fallische symbolen geïnterpreteerd, wat echter slechts zelden valt aan te tonen.

2024-04-26
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

PAAL

buurtschap in de Noordbrabantse gemeente Zundert.

2024-04-26
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

paal

paal - mann. geslachtsdeel; eig. ‘stevige, puntige boomstam bestemd om in de grond gedreven te worden’ (vgl. stam, stok e.d., en andere termen uit het heiersvak als punt, put, vegen). Noch met andere medicamenten kon hij zijn paal meer oprichten, Sch. P. 187 [1970].Hij trok zijn pik uit haar mond... en richtte zijn paal op haar wijd ope...

2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

paal

I.(de, mv.?), uit bamboeschotten opgebouwde, fuikachtige constructie, waarin opgedreven vissen worden verzameld. De afvissing geschiedt bij de trek van de vis naar vers binnenkomend vloedwater. De vis wordt opgevangen in een bamboefuik, een zogenaamde paal (zie foto) (Gids 60). - Etym.: Vgl. veroud. E pale = omheining. Het is niet duidelijk of er v...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

paal

pale, langwerpige stuk hout, ens. wat in grond geplant word.