Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

paal

betekenis & definitie

paal - mann. geslachtsdeel; eig. ‘stevige, puntige boomstam bestemd om in de grond gedreven te worden’ (vgl. stam, stok e.d., en andere termen uit het heiersvak als punt, put, vegen). Noch met andere medicamenten kon hij zijn paal meer oprichten, Sch.

P. 187 [1970].Hij trok zijn pik uit haar mond... en richtte zijn paal op haar wijd openstaande famoes, Porno + 16, 5 [± 1975].

Hierbij: palen laaien, geslachtsgemeenschap hebben (van de man) (endt).