Wat is de betekenis van Opsteken?

2024-04-26
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

opsteken

Het omhoogbrengen van een metseldraad.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opsteken

opsteken - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-ste-ken 1. ervoor zorgen dat je iets kunt of weet ♢ ik heb veel opgestoken op deze school 2. laten branden om op te roken ♢ Maikel steekt een siga...

2024-04-26
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

opsteken

(ov ww; stak op; h. opgestoken) GY — i benen recht omhoog in de lucht steken, bv. uit vouwhang(zwaai) aan de ringen naar omgekeerde hang. • Wie kan uit hurkzit achteroverrollen en meteen tot handstand opsteken? (WIEMA) 2 vergroten van de zwaai in vouwhang aan de ringen door aan het einde van iedere voor- en achterzwaai, even voor het dode punt, he...

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

opsteken

(stak op, opgestoken) voorzeggen, opstoken, ophitsen.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

opsteken

1. (Iem.) opstoken, ophitsen; (iem. iets) influisteren (om te doen). 2. (Iem.) (iets) voorzeggen. Jan werd gestraft omdat hij bij het overhoren van de les Piet had opgestoken, Taalb. 1968, II, 466.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opsteken

v., opstekke; (van hooi of koren), opstekke, -foarkje; (van een pijp) oanstekke, -pypkje; steek eens op, stek ris oan.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opsteken

(stak op, heeft en is opgestoken), 1. door steken omhoog brengen: hooi, takkenbossen, korenschoven opsteken; — (gew.) een vlieger opsteken, oplaten; —aardappelen opsteken, door steken met een scherp voorwerp losmaken en naar boven brengen; — (steenb.) de bewerkte klei tot klompen (bezoenen) afsteken en op de vormtafel leggen; 2....

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opsteken

stak op, h. (1, 2, 3, 5), i. (4) opgestoken (1 in de hoogte steken; omhoog brengen; 2 wegsteken; 3 aansteken; 4 zich verheffen; 5 scheepst. losmaken, losgooien): 1. hooi opsteken; de oproervaan opsteken; van een paard: de staart opsteken; wie het weet, mag de vinger opsteken; fig. het hoofd opsteken, zich gaan verzetten; 2. de degen opsteken, in d...